Leestijd: 3 minuten

Werken door werknemer gemaakt

Tussen werkgevers en werknemers doet zich nogal eens de vraag voor aan wie het auteursrecht toebehoort op de werken die door de werknemer zijn gemaakt. Komen de auteursrechten aan de werknemer of aan de werkgever toe? Meestal zal de werkgever de auteursrechten verkrijgen, maar er zijn enkele uitzonderingen.

Fysiek makerschap

Volgens artikel 1 van de Auteurswet is het auteursrecht het uitsluitend recht van de ‘maker’ van een werk. De maker verkrijgt dus de auteursrechten. In de meeste gevallen zal dit de fysieke maker zijn, oftewel degene die feitelijk het auteursrechtelijk beschermde werk tot stand brengt. Op deze regel kent de Auteurswet enkele belangrijke uitzonderingen. Deze uitzonderingen vloeien voort uit de artikelen 6, 7 en 8 van de Auteurswet en hebben betrekking op het zogenaamd fictief makerschap. In die gevallen is een ander dan de fysieke maker de auteursrechthebbende. Voor het onderwerp van deze blog is artikel 7 Auteurswet van belang. Dit artikel regelt de situatie waarin een werknemer een auteursrechtelijk beschermd werk maakt.

Werkgeversauteursrecht

Artikel 7 Auteurswet luidt als volgt:

Indien de arbeid, in dienst van een ander verricht, bestaat in het vervaardigen van bepaalde werken van letterkunde, wetenschap of kunst, dan wordt, tenzij tusschen partijen anders is overeengekomen, als de maker van die werken aangemerkt degene, in wiens dienst de werken zijn vervaardigd.

Volgens deze bepaling wordt de werkgever onder omstandigheden rechthebbende van de werken die de werknemer heeft gemaakt. De achterliggende gedachte is dat de werkgever de vruchten moet kunnen plukken van de werkzaamheden van de werknemer waarvoor de werkgever opdracht heeft gegeven en heeft betaald. Om recht te doen aan deze ratio bevat artikel 7 Auteurswet enkele voorwaarden.

Arbeidsovereenkomst

Allereerst moet de arbeid in dienst van een ander zijn verricht. Dit duidt op de aanwezigheid van een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 Burgerlijk Wetboek. Een overeenkomst van opdracht, bijvoorbeeld gesloten met een freelancer of zzp’er, valt buiten de reikwijdte van deze bepaling. De freelancer/zzp’er verkrijgt dus de auteursrechten op de werken die hij of zij vervaardigt.

Taakomschrijving

Het maken van werken moet behoren tot de taakomschrijving van de werknemer. Als een advocaat in loondienst bijvoorbeeld een blog schrijft, dan verkrijgt de werkgever de auteursrechten. Maar wanneer die advocaat een roman schrijft, dan zal de werknemer-advocaat daarop de auteursrechten verkrijgen.

Een uitzondering hierop is de situatie waarin de werknemer een incidentele uitdrukkelijke opdracht van de werkgever tot het maken van een of meer bepaalde werken heeft aanvaard (HR 19 januari 1951, NJ 1952/37 (Van der Laan/Schoonderbeek)).

Het is overigens niet doorslaggevend of de werknemer het auteursrechtelijk beschermde werk onder werktijd of in privétijd maakt. En evenmin is het van belang of het tot stand gebrachte werk tot enig nut voor de werkgever dient.

Bepaalde werken

De wettekst spreekt over ‘bepaalde werken’. Op grond van deze voorwaarde moet de werkgever een zekere zeggenschap hebben over de vorm waarin het auteursrechtelijk beschermde werk tot stand komt. Ten aanzien van hoogleraren en ander wetenschappelijk personeel die zelfstandig onderzoek verrichten, neemt men over het algemeen aan dat die bepaaldheid ontbreekt. In dit specifieke geval zal de werkgever doorgaans geen zeggenschap hebben over de wijze van vormgeving van de onderzoeksresultaten. Ook ten aanzien van bijvoorbeeld journalisten kan men zich afvragen of artikel 7 Auteurswet wel toepasselijk is.

Persoonlijkheidsrechten

Toepassing van artikel 7 Auteurswet heeft tot gevolg dat de werkgever (fictief) als ‘maker’ wordt beschouwd. Dat zou tot gevolg hebben dat de werkgever niet alleen de exploitatierechten – openbaarmaking en verveelvoudiging – verkrijgt, maar ook de zogenaamde ‘persoonlijkheidsrechten’. De persoonlijkheidsrechten zijn geregeld in artikel 25 Aw en worden ook wel morele rechten genoemd. Deze geven de maker bijvoorbeeld het recht op naamsvermelding en het recht op verzet tegen wijzigingen en aantasting van het werk.

Vanwege de ratio van de persoonlijkheidsrechten, namelijk bescherming van de persoonlijke band tussen de auteur en ‘zijn’ werk, wordt in de literatuur weleens betwijfeld of die rechten ook aan de werkgever zouden moeten toekomen. In de rechtspraak wordt echter meestal bepaald dat de werkgever ook de persoonlijkheidsrechten verkrijgt.

Contractuele toewijzing auteursrecht

Artikel 7 Auteurswet is van zogenaamd aanvullend of regelend recht. Dat betekent dat partijen via een overeenkomst anders kunnen overeenkomen, bijvoorbeeld in een (collectieve) arbeidsovereenkomst. Voor een werkgever kan het daarom handig zijn om expliciet in een arbeidscontract te bepalen dat de auteursrechten aan de werkgever toekomen. Discussie over de toepasselijkheid van artikel 7 Auteurswet kan men zo voorkomen.

Auteursrecht bij werkgever of werknemer?

Indien u wilt weten bij wie de auteursrechten in uw situatie liggen, neemt u dan contact op met de advocaten van NORD. NORD Advocaten is gespecialiseerd in het intellectuele eigendomsrecht, waaronder ook het auteursrecht valt. Ook voor een advies op maat over de optimale bescherming en exploitatie van auteursrechten kunt u bij NORD Advocaten terecht.

Geplaatst op 22 oktober 2019 door Gertjan van den Hout