Upcycling
Upcycling is een term uit de recyclingwereld en is tegenwoordig een hot item in met name de mode-industrie. Bij upcycling wordt op basis van bestaande grondstoffen een nieuw product gemaakt met een hogere waarde. Upcycling en recycling zijn niet hetzelfde, omdat recycling begint bij vernietiging van het bestaande product en vervolgens een nieuw product met dezelfde of mindere waarde wordt gemaakt. Juist de toevoeging van creativiteit of waarde aan een bestaand product onderscheidt upcycling van recycling.
Een voorbeeld van upcycling is het maken van een tas of bank op basis van oude spijkerbroeken. Ook kun je denken aan het maken van een boekenkast van oude pallets.
In de huidige trend naar duurzaam ondernemen speelt upcycling een steeds belangrijkere rol. In de strijd tegen enorme afvalbergen en verspilling van waardevolle grondstoffen is upcyling goed voor het milieu. Steeds meer bedrijven springen hierop in. Maar upcycling raakt ook het intellectuele eigendomsrecht. In dit blog komen deze raakvlakken aan bod.
Uitputting
Indien de houder van een intellectueel eigendomsrecht een product dat beschermd is met zo’n intellectueel eigendomsrecht – bijvoorbeeld een merkrecht – in het verkeer brengt in de Europese Economische Ruimte, dan is dat product ‘uitgeput’. De koper van dat product heeft dan het recht dat product door te verkopen zonder dat de merkhouder zich daartegen kan verzetten. De achtergrond van deze regel is dat de merkhouder de economische waarde van zijn merkrecht heeft kunnen verzilveren. Het belang van de eigenaar van het product dat beschermd is met het merkrecht weegt dan zwaarder dan het belang van de merkhouder.
Op deze regel geldt een belangrijke uitzondering. De merkhouder kan zich alsnog verzetten tegen verdere verhandeling van het product indien sprake is van gegronde redenen. Die zijn met name aanwezig wanneer de toestand van het product, nadat het in het verkeer is gebracht, is gewijzigd of verslechterd (zie bijvoorbeeld art. 2.23 lid 3 BVIE).
Deze uitzondering zou bij upcycling aan de orde kunnen zijn. Indien bijvoorbeeld Levi’s een spijkerbroek in de Europese Unie op de markt brengt, dan is die spijkerbroek uitgeput. Maar als de eigenaar die spijkerbroek vervolgens bewerkt tot een tas, dan is het product gewijzigd. Levi’s heeft dan in beginsel een gegronde reden om zich tegen de verhandeling van die tas te verzetten.
Upcycling in het auteursrecht
Enkele jaren geleden heeft het Hof van Justitie een belangrijke uitspraak gewezen over upcycling in het auteursrecht. Aan de orde was het bedrijf Art & Allposters dat auteursrechtelijk beschermde posters opkocht. Door middel van een chemisch procedé kon de inkt van het papier worden gescheiden en vervolgens op een (duurder) canvasdoek worden aangebracht. De vraag was toen aan de orde of Art & Allposters als koper en rechtmatige eigenaar van de posters zich op uitputting kon beroepen.
Volgens het Hof van Justitie was dat niet het geval. Het Hof overweegt dat de uitputtingsregel niet van toepassing is wanneer een reproductie van een beschermd werk van de auteursrechthebbende in de Europese Unie in de handel is gebracht, nadien een vervanging van de drager ervan heeft ondergaan, en in die nieuwe vorm opnieuw in het verkeer wordt gebracht.
Met deze uitspraak heeft het Europese Hof de oude Poortvliet-rechtspraak van de Hoge Raad bevestigd. In die zaak waren kalenders in het verkeer gebracht met werken van de bekende schilder Rien Poortvliet. Hovener had die afbeeldingen uit de kalenders geknipt en vervolgens op spaanplaat geplakt en in die vorm in de handel gebracht. Van uitputting was in dit geval ook geen sprake. Poortvliet had geen toestemming gegeven zijn werken in deze gewijzigde vorm in het verkeer te brengen. Hovener had als het ware een nieuwe economische markt aangeboord waarin de auteursrechthebbende zijn auteursrecht nog niet heeft kunnen verzilveren.
Verwijderen van het merk?
Indien een product alleen door een merkrecht beschermd is en niet (ook) door bijvoorbeeld het auteursrecht en het modellenrecht, dan lijkt verwijdering van het merk door de upcycler een voor de hand liggende oplossing. Het is echter niet zeker of dat soelaas biedt. In het Mitsubishi-arrest heeft het Hof van Justitie namelijk beslist dat ook verwijdering van een merk als ‘gebruik’ van dat merk moet worden beschouwd. Gezien de specifieke omstandigheden in de Mitsubishi-zaak bestaat onder juristen discussie over de reikwijdte van die uitspraak. Voor de juridische fijnproever: ondanks verwijdering van het merk bleken de kopers van Mitsubishi-heftrucks deze heftrucks nog steeds te herkennen als zijnde afkomstig van Mitsubishi, terwijl het geen twijfel lijdt dat Mitsubishi zich had kunnen verzetten tegen import in de EER als de merken erop bleven zitten. In veel andere gevallen zal het publiek na merkverwijdering het product echter niet meer toeschrijven aan de merkhouder.
Maar zolang we niet meer duidelijkheid hebben, bevindt de upcycler zich in een lastige positie. Enerzijds mag hij het product niet verbeteren met behoud van het merk, want dan is sprake van gegronde redenen voor de merkhouder om zich tegen verdere verhandeling te verzetten. Anderzijds mag hij het merk niet verwijderen.
Merkproducten vernietigen
Gelukkig speelt het intellectuele eigendomsrecht in op maatschappelijke ontwikkelingen. Een voorbeeld daarvan is op het terrein van vernietiging van inbreukmakende merkproducten. Als hoofdregel geldt namelijk het recht dat de merkhouder vernietiging kan eisen van producten die inbreuk maken op het merkrecht (art. 2.22 lid 1 BVIE). De achtergrond van die bepaling is dat illegale producten uit het handelsverkeer dienen te worden gehaald. Hoewel begrijpelijk, staat dat belang soms op gespannen voet met het algemene belang om deugdelijke producten niet zomaar te vernietigen.
In een uitspraak van de rechtbank Den Haag had de aangesproken partij inbreuk gemaakt op de merkrechten van Ferrari. De gedaagde hield zich bezig met het verzamelen en verkopen van zogenaamde kitcars. Dat zijn zelfbouwvoertuigen, waarbij eigen creaties worden gebouwd op basis van chassis met remmen en motoren van over het algemeen middenklasse auto’s. De gedaagde had een Chevrolet Corvette C3 uit 1977 gekocht en daar logo’s van Ferrari op aangebracht. Hoewel sprake was van merkinbreuk, oordeelde de rechtbank dat het algemene belang dat producten niet onnodig vernietigd worden, zich in deze bijzondere situatie verzet tegen vernietiging van de auto. Daarbij speelde ook rol dat een redelijk alternatief beschikbaar was. Het ging namelijk om één inbreukmakend product waarvan op eenvoudige wijze de inbreukmakende merken verwijderd kunnen worden.
Duurzaam ondernemen?
Hoewel de tendens naar duurzaam ondernemen valt aan te moedigen, zijn er vanuit het intellectuele eigendomsrecht wel wat haken en ogen. Creatieve ondernemers die willen upcyclen, doen er verstandig aan tijdig juridisch advies in te winnen. Neem daarvoor contact op met de specialisten van NORD Advocaten.